|
|
|
Oude Kerk
De Oude Kerk is het oudste gebouw van Amsterdam. De kerk werd (waarschijnlijk in 1306) gewijd aan de heilige Nicolaas, bisschop van Myra, door Guy van Avennes, de bisschop
van Utrecht. Tot de Alteratie heette de kerk dan ook de Sint Nicolaaskerk. Sint Nicolaas
was ondermeer de patroon van de zeelieden en werd vooral in havensteden vereerd.
Op de plaats waar de Oude Kerk staat, stond reeds in de 13de eeuw een kleine houten
kapel met een begraafplaats. Bekend is dat in 1280 de pastoor van Amestelle (het
huidige Ouderkerk) de zorg heeft voor twee kerken. Vermoedelijk was de tweede,
aan Ouderkerk ondergeschikte kerk, de Oude Kerk in Amsterdam. De kerk in Ouderkerk
is de moederkerk, maar de dochter te Amsterdam groeide haar in korte tijd boven het
hoofd. In 1334 werd Amsterdam een zelfstandige parochie, dat wil zeggen kreeg een
eigen pastoor, en werd de Oude Kerk de parochiekerk van Amsterdam. Hieraan kwam
in het begin van de 15de eeuw een einde toen het westelijk deel van de stad een eigen parochie kreeg: de Nieuwe Kerk. Sindsdien sprak men van de Oudekerks- en Nieuwekerkszijde, wat spoedig verkort werd tot Oude- en Nieuwezijde. De Oude Kerk
bleef voorlopig de hoofdkerk van Amsterdam. De stadsbranden van 1421 en 1452
hebben de Oude Kerk wonder boven wonder niet gedeerd.
In de Beeldenstorm van 1566 werden de altaren van de Oude Kerk beschadigd.
Na de Alteratie van 1578 werd de kerk ontdaan van zijn beelden etc. en werd de kerk heringericht voor de protestantse eredienst. In 1584 mochten de kooplieden in de
kerk beurs houden. De kerk is voor dit doel gebruikt tot 1611 (toen de Beurs van
Hendrick de Keyser op het Rokin werd geopend). Vanaf 1632 vonden de vergaderingen
van de Kerkeraad afwisselend plaats in de Oude en Nieuwe Kerk. Door de bouw van het stadhuis aan de Dam won de Nieuwe Kerk aan belang en werd definitief de hoofdkerk.
Daarna nam het belang van de Oude Kerk af.
|